zaterdag 2 november 2013

Zohra (kortverhaal)



Langzaam draaide hij zijn hoofd toen hij het vertrouwde geluid hoorde.  Een zacht getrippel van kattenpoten, een verschuiven van magazines op de trolley.  Zacht voelde hij de zachte vacht en haar warmte langs zijn wang strijken voor ze zich nestelde op zijn buik.  Zijn hand volgde haar lichaam, van de spitse oren, over het matvlakke zwarte lichaam tot aan de staart.  Elke keer als hij haar achterlichaam bereikte, golfde haar kleine lichaampje mee, en drukte het achterlichaam zich omhoog tegen zijn handpalm.  Ze was al jaren zijn metgezel, de kleine, niet meer zo slanke poes, naar het model van haar baas.  Bij hem gekomen als kitten had ze vele vrouwen overleefd, vroeger talrijk, dan steeds sporadischer tot ze uiteindelijk wegbleven.  Maar zij was er nog altijd, de kleine zwarte poes, een soort van zwijgende entente had zich tussen hen ontwikkeld, af en toe doorbroken door wat zacht gejank als het eten verdacht lang  uitbleef.  Hij was ingespeeld op haar wensen, zij was zijn tirannieke koningin.

Vroeger ging hij nog weleens weg om vrienden op te zoeken, maar de laatste tijd vermeed hij meer en meer de opdringerige lastige vragen, gesteld met een nauwelijks merkbare maar impliciete afkeurende toon, hij wilde niet meer liegen en zijn verhaal werd eentonig, hij zocht hen minder op, de zogenaamde vrienden, en bleef gezellig samen met zijn eigen zwarte monster thuis.  Zij oordeelde niet, zij was er altijd, zij ging niet weg.  Hij dacht tevreden te zijn, zijn wilde haren kwijt te zijn, hij had zich genesteld in zijn eigen beperkt universum, hij alleen samen met de kleine zwarte kat.

Op een dag, een zachte doch besliste klop op de houten deur, een man daagde op in de deuropening, gekleed in een prachtige pardessus van het leek wel kamelenhaar, verschoten geel beige met daaronder een vuurrood hemd, een stijlvol pak maakte de combinatie af.  De zwarte kat kronkelde onmiddellijk rond zijn benen wat hem vreemd leek, aangezien ze vroeger nooit zo gesteld was op bezoek en dit vaak liet merken met een afkeurend sissen.  Maar deze vreemde, stijlvolle man omarmde ze meteen.  Het was onmogelijk zijn leeftijd te schatten, een spoor van een ongeschoren stoppelbaard in een knap, maar onopvallend gezicht.  Hij voelde een lichte ergernis opkomen bij het vreemde gedrag van zijn kat, een spoor van jaloezie.  Het leek wel of de nieuwkomer zijn gedachten las want hij sprak meteen zijn eerste woorden: "Geen nood voor jaloezie, zo doen katten bij mij altijd, ik ben hier om je een voorstel te doen ,te nemen of te laten, dit voorstel, en misschien wel omkeerbaar, of onomkeerbaar als je het echt wil.  Ben je bereid te luisteren, en je kinderlijke vooroordelen, die nu opkomen, omtrent mijn identiteit en positie, direct te laten varen."

Hij  voelde zich betrapt, elke kleine suggestie die zijn paranoïde brein hem deed, was blijkbaar een open boek voor de man. Hij keek eens vernietigend naar de kleine zwarte kat, maar besloot toch te luisteren.  Zijn nieuwsgierigheid was altijd al een probleem, en ook nu speelde het hem parten, hij had het gevoel op een keerpunt te staan, alsof hij staarde in de afgrond, en tuurde naar de bodem, maar ineens het onpeilbare gevoel kreeg dat hij het object van verwondering was.

"Luister goed naar me" zei de man "ik hou niet van tierlantijnen en rond-de -pot-gedraai, liever kom ik ineens ter zake, was Faust dan geen 200 pagina's te lang?" "Je ziel heb ik niet van doen, onmogelijk hoeveel zielen me al zijn aangeboden in ruil voor het verkrijgen van macht, rijkdom en succes. Jij bent een vreemde man, wars van meningen, maar toch met een grote liefde", terwijl hij veelbetekenend wees op het spinnen van de kleine, zwarte kat.

"Jij hebt je hart vergrendeld, de fysieke liefde is slechts een vergeten herinnering, maar toch ben je vreemd genoeg tevreden, dat is intrigerend, anderen hadden het al lang opgegeven in jouw plaats, of naar hulp gezocht.  De liefde moet groot zijn voor de kleine, zwarte kat, daarom stel ik je dit voor. Wat zou je zeggen als je de kleine, zwarte kat voor altijd kon behouden, dat ze voorgoed je metgezel was, dat je samen zal sterven."

"Ik vraag wel een kleine prijs in ruil, maar dat heb je toch al opgegeven, de fysieke liefde, het altijddurende celibaat. Wat zeg je dervan, wat vind je ervan, van mijn voorstel, ik hoop dat het je bevalt, het is speciaal voor jou uitgedacht, als het ware op je maat."

"Je moet niet meteen antwoorden", zei de man, "ik hoor het antwoord wel in je droom", en met die woorden nam hij met een zwierige draai zijn kameelharen jas, aaide de poes nog een laatste keer en zei mysterieus: "Volgens mij is dit niet de laatste keer dat we elkaar zullen zien."

De deur werd dichtgedaan met een trage aarzeling, zijn aloude wantrouwen dook meteen op.  Wat een misplaatste grap van de zogenaamde vrienden, het is dan ook de nasleep van Halloween, hij zuchtte nogmaals, en zachtjes mompelend kleedde hij zich uit.  "Wie begrijpt onze relatie, beter dan ik, zeker niet hen, binnenkort geef ik hen naar hun vet, mij zo misbruiken, voor hen is het allemaal blijkbaar een grap, mijn leven, we zullen wel zien wie laatst lacht. 

Innerlijk, een monoloog afstekend, probeerde hij zijn bevreemding de baas te worden, het bezoek had hem toch aangedaan, meer dan hij kon vermoeden. "Kom, we gaan slapen, beter de dag de rug toe te keren dan te mijmeren over haar zieke humor"  Enkele krachttermen mompelend verschoof hij even later van schouder op schouder tot hij uiteindelijk een gemakkelijke slaappositie vond.

Hij werd wakker van een zacht likken op zijn neus, hij genoot, de kleine, zwarte kat was blijkbaar al van de partij.  Langzaam werd hij wakker en hij strekte zijn hand uit voor een ochtendaai, toen zijn hand niet de verwachte vacht vond die hem zo vertrouwd was, maar zachte ronde vormen.  Hij schrok, toen hij de vrouw zag, wondermooi, poedelnaakt, haast een kopie van zijn eerste lang vervlogen liefde.  Hij was niet vertrouwd met haar, maar dat was niet het geval voor haar, langzaam drukte ze haar neus in zijn gezicht en raakte ze zijn neus aan, zoals de kleine, zwarte kat duizendmaal voordien had gedaan.  Haar ogen waren ook vreemd vertrouwd, het leken haast kattenogen.   Langzaam drong de realiteit tot hem door, zijn vermoeden werd bevestigd door de afwezigheid van de kat op haar vaste plek en het feit dat het toch vreemd was voor een bloedmooie vrouw enkel te communiceren met gejank.





Hij straalde, al zijn dromen vervuld, tot hij langzaamaan besefte met wat voor een toegeving hij had ingestemd.  Nooit meer de liefde bedrijven, met deze droom die naast hem lag, onmogelijk, zijn hersenen registreerden de behoefte, zijn hand strekte zich begerig uit, en omsloot haar vormen.  Een zacht gespin was duidelijk hoorbaar.  Toch was de situatie vreemd, leek het hem ongerijmd, de begeerte te bezitten bleef blijkwaar weg, de lichamelijke liefde van geen tel, enkel in zijn hoofd was de begeerte present.  Haar hand ging zachtjes over zijn borst naar beneden, tot een luid sissen hem wekte uit zijn droom. Waar zijn begeerte had moeten groeien, was nu enkel een leegte, waar hij ooit zo trots op was, was hem nu ontnomen, zijn mannelijkheid weg, hij schreeuwde en viel ter plekke flauw.

Een wazig beeld ontspon zich in zijn hersenen, de man met de kameelharen jas, gezeten op een troon:  "Enige verduidelijking, mijn beste vriend, ik heb me aan mijn belofte gehouden, je kleine, zwarte leeft zolang als jij, ik ken de mens echter beter dan je denkt, ik wist dat je je nooit aan je belofte kon houden, dus heb ik je aan je belofte gehouden, en heb ik je penis in bruikleen. Maar morgen om ik terug langs, om de zaak te bespreken, de kleine lettertjes in het contract zijn niet onherroepelijk."

Met dit beeld op zijn netvlies gebrand, waakte de man terug op, de vrouw was er nog altijd, hij streelde haar zachtjes, en ook de leegte was een feit, hij had weggegeven wat hij nooit mocht weggeven. Zijn natuurlijkheid bezoedeld, zijn woedde groeide.

Tot een duidelijke klop op de deur hem haalde uit zijn overpeinzingen, de man met de kameelharen jas diende zich aan, meteen enthousiast begroet door de naakte vrouw. "Ik merk dat je niet tevreden bent met de afhandeling van ons contract, je wil om haar volledig te bezitten ingewilligd alleen in een andere vorm. Maar ik bespeur je wanhoop, het was enkel een test, als je erin toestaat dat ik als eerste met haar de liefde bedrijf, geef ik nu terug wat je zo node mist.  Al is mijn taalgebruik misschien wat verouderd, ik bezit nog altijd de mogelijkheid om wonderen te doen, alleen jij moet erop toezien, het liefdesspel tussen mij en je kleine, zwarte kat."

Hij bedacht zich niet en stemde meteen toe, toen de man met de kameelharen jas grinnikend zei "Als jij er geen gebruik van maakt, duid het mij niet euvel dat ik je mannelijkheid even gebruik."

Hij trok de vrouw naar zich toe en liet haar liefkozingen aan zich welvallen, toen een vertrouwd tafereel zich afspeelde voor zijn ogen, een vertrouwd beeld, een vreemde man maar met zijn lid.
De rode woedde ontstak achter zijn hersenpan, en drukte kloppend op zijn slapen, tot een plagerige stem hem wakkerschudde:" Je moet wel toekijken eh, anders is de les voor niets geweest."

De man voelde zich vernederd, en keek toe hoe het liefdesspel zich ontspon, terwijl de vrouw met haar groene ogen hem altijd maar bekeek, en langzaam kreunde, welhaast een menselijk geluid.  Ze bleef hem aankijken, de feeks, het serpent, ze genoot er duidelijk van. Haar ogen boorden zich in de zijne, en vernederden hem nog weer. "Wat jij niet kon, laat ik nu doen door een ander, en ik geniet" spraken de gifgroene ogen tot hem."

Hij stond langzaam op, toch het vijfde wiel in deze liefdescarroussel, en sloop naar de kast, hij nam het slagersmes, en stormde op haar af om het felgroene licht voorgoed te doven. Hij stak haar keer op keer in een bevrijdende razernij, toen een duidelijk hoorbare stem in zijn hersenen weerklonk:

"Goed zo, nu ben je voorgoed van mij."

"Hij wordt wakker" hoorde hij als in een waas zeggen, hij opende zijn ogen in bevond zich in een prachtige zaal, met voor hem de knappe man, voor een keer in een verschoten jeansjasje gekleed.
"Perfect, je hebt ons geamuseerd, je bent nu vereeuwigd met de kleine, zwarte kat, had ik niet gezegd dat je samen zou sterven.

Opnieuw voelde hij het zachte strelen van haar vacht naast zijn been. "Zij heeft je vergeven, maar ik moet je zegen tot mijn spijt, op mijn woord kom ik nooit terug, dat had je moeten weten voor je in zee ging met mij, samen met haar ben je gestorven."









2 opmerkingen:

  1. When Allan Poe meets Bartje! Proficiat! Groeten Wim

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Merci, kijk uit naar de volgende episode van je doctoraat. Groetjes,
    Bart

    BeantwoordenVerwijderen